Het Nederlands Dagblad besteedt elke week in haar zaterdageditie aandacht aan historische rampen en incidenten in de rubriek: ‘Hier gebeurde het.’ In de krant van zaterdag 9 november is dat het ’t Kleine Veer tussen Hattem en Zwolle dat in december 1845 tijdens stormachtig weer verging.
“In 1448 werd er voor het eerst een brug over de IJssel aangelegd, bij Kampen. In 1483 kreeg Deventer een brug. Tot die tijd, en nog vele eeuwen daarna, was het vanzelfsprekend om met een veer de IJssel over te steken. De veerverbinding tussen het stadje Hattem en het gehucht Oldeneel, bij Zwolle, het Kleine of Oldeneler Veer, dateert van voor 1400. Ze bestaat nog steeds en is van april tot eind oktober in de vaart. Jaarlijks maken ongeveer vijftigduizend voetgangers en fietsers de oversteek.
Het oversteken van een rivier met een veerboot is niet zonder gevaren. In 1711 verdronk de Friese stadhouder Johan Willem Friso in het Hollands Diep, nadat een plotselinge storm de veerboot had doen kantelen. Op 25 december 1845 sloeg de veerboot tussen Zalk en Veecaten om, vijf kilometer ten westen van het Oldeneler Veer. De 23 opvarenden kwamen uit Veecaten en wilden in de kerk van Zalk een kerstdienst bijwonen. Zij overleefden, want de boot was nog niet ver van de oever vandaan gevaren.
Twee dagen later, op zaterdag 27 december, ging er iets mis bij het Oldeneler Veer.
Door het stormachtige weer was het water hoog gestegen en stond er een zware golfslag op de rivier. Tussen zeven en acht uur ’s ochtends meldden zich veertien arbeiders uit Hattem bij het veer. Zij zouden aan de overzijde bij de boeren of in de steenfabrieken gaan werken. Ook de bakker nam de veerboot naar Oldeneel.
Met de veerman erbij maakten zestien man de oversteek, eigenlijk meer dan de boot kon dragen. Het water stond dicht onder de rand.
Eerst ging het goed. Maar toen het schip midden op de rivier voer en er door de zware golfslag water naar binnen kwam, werd de last te groot. Het schip kantelde, de opvarenden raakten te water en werden meegevoerd door de rivier. Het schip spoelde weinig later onderste boven gekeerd op de oever aan. De lichamen van de slachtoffers waren dagen later nog niet gevonden.
De kranten meldden dat de slachtoffers behoorden tot de ‘mingegoede klasse’ en dat zij op pad waren geweest om ‘den kost voor hunne gezinnen te verdienen’. Tien vrouwen, van wie er vier een kind verwachtten, waren weduwe geworden; 31 kinderen hadden hun vader verloren. In al hun verdriet moesten de weduwen en wezen maar zien hoe ze midden in de winter aan kleren en voedsel kwamen.
Om de nood te lenigen, begonnen de burgemeester en de beide hervormde predikanten van Hattem een landelijke inzamelingsactie voor de nabestaanden. De gevers konden hun giften deponeren bij de hervormde dominee of de krantenredacties in hun woonplaats. Nog wekenlang legden die verantwoording van de giften af. Ook werden er hemden en rokken naar Hattem opgezonden. De weduwen en wezen van Hattem werden een begrip in Nederland. Acht maanden na de ramp kwamen er nog giften binnen.
Menigeen vond in de ramp een aanleiding om te pleiten voor een brug over de IJssel bij Hattem. Er werd zelfs een prijsvraag uitgeschreven voor een ontwerp van een ijzeren hangbrug. Uiteindelijk is die er in 1930 gekomen.
Bron: www.nd.nl