Tijdens de Bevrijding van Hattem op 18 april werd in het stadhuis in aanwezigheid van de kinderen van de Jan Jasperschool en de leden van het 4 en 5 mei comité door Albert ten Cate een verhaal verteld over Georg Cohn en zijn klasgenoten.
In Hattem woonde aan de Veldweg 9 de familie Cohn. Vader en moeder Cohn waren met hun zoon Georg in 1936 uit Hamburg gevlucht naar Zwolle, maar in 1940 verhuisden ze naar Hattem. Zoon Georg (geboren 11 augustus 1930) werd leerling van de openbare lagere school aan de Dorpsweg.
Verraden en vermoord
Georg verliet later de Hattemse school. Hij moest samen met alle Joodse kinderen uit de omgeving naar de Joodse school in Zwolle. Toen de familie Cohn werd opgeroepen om zich te melden, doken ze onder. Vader en moeder in Epe en Georg bij de familie Gerson op landgoed Molecaten. Door verraad werden de familie Gerson en Georg opgepakt, naar Westerbork vervoerd en vandaar naar Auschwitz getransporteerd. Op 6 september 1944 werd Georg Cohn in de gaskamer vermoord. Hij was 14 jaar.
Georg Cohn heeft daadwerkelijk in Hattem geleefd. Hij heeft zijn eigen gedenksteen, dankzij de Stichting Gedenkstenen Hattem.
Ten Cate heeft het volgende verhaal over Georg bedacht. Het staat symbool voor niet alleen Jodenhaat, met ook voor buitensluiten en moed.
De jongen die niet mocht zwemmen
Georg zat in de vijfde klas (nu dus groep 7) toen ze op een dag met de hele klas naar zwemles gingen. Hattem had in die tijd een natuurbad. Daar kregen de kinderen zwemles. Dat was natuurlijk niet verwarmd, maar de kinderen vonden het altijd een feest om naar zwemles te gaan.
Op een dag zei de meester tegen de leerlingen: ‘Jongens en meisjes, het is tijd om naar het zwembad te gaan. Pak je jas en vergeet je zwemtas niet. Ga maar in de rij staan op het schoolplein.’ Georg stak zijn vinger op. ‘Mag ik ook mee meester?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk mag jij ook mee Georg. Tenminste, als je zwemkleding bij je hebt. In je nakie is het water veel te koud. En waarom zou jij niet meegaan?’
‘Mijn vader zei dat Joden niet meer in her zwembad mogen meester. Er staat een bord met ‘Verboden voor Joden’ bij de ingang.’
‘Jij gaat gewoon met ons mee Georg. Als klas vijf gaat zwemmen, zwemt Georg Cohn ook.’ Ze gingen lopend naar het zwembad, meester Verstraten met zijn 43 leerlingen. Door het plantsoen, over de spoorweg en via de Stadslaan de oprijlaan naar het zwembad. Aan de boom rechts vooraan de oprijlaan was een houten bord gespijkerd. ‘Voor Joden verboden’ stond er op.
‘Ziet u wel meester. Ik mag niet verder.’
De natuur is van iedereen
De kinderen bleven allemaal staan. Maar meester trok zich er niets voor aan. Lachend riep hij: ‘De lucht, de bossen, de groene weiden, die kraaien daar in de bomen, het natuurbad, het is van ons allemaal, ook van jou, Georg. En ook de natuur, het weer, de zon en de regen trekt zich niets aan van de oorlog. Kom kinderen, doorlopen. We gaan zwemmen. Ze liepen door, meester voorop. Maar ze keken ook naar Georg die aarzelend meeliep. Het huilen stond hem nader dan het lachen, dat kon je duidelijk zien.
Bij het hek van het zwembad aangekomen werden ze staande gehouden door een NSB’er. Dit waren mensen die speciale taken voor de Duitse bezetters uitvoerden. De NSB was de enige politieke partij die in Nederland was toegestaan tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De kinderen zagen door het traliehek het water, met het strandje en de kleedhokjes. De badmeester had een beginneling aan de hengel.
Meester wilde het hek openen, maar de NSB’er ging voor hem staan.
‘Wacht even,’ zei hij, ‘zitten er ook Joodse kinderen in deze klas?’
‘Dit is een gewone schoolklas,’ zei meester, ‘met gewone jongens en meisjes.’
‘Dat vroeg ik niet. Ik vroeg of er ook Joden in deze klas zitten.’ Hij keek de meester dreigend aan.
‘Op onze school zitten ook Joodse kinderen,’ antwoordde meester.’ Die volgen gewoon alle lessen. En daar hoort zwemles ook bij, dacht ik zo.’
‘Dus niet,’ zei de man, ‘leest u maar eens wat op dit bord staat. U kunt toch lezen, neem ik aan.’
De kinderen werden ongeduldig en Georg voelde zich steeds beroerder worden.
‘En nu vraag ik het de laatste keer. Zitter er Joodse kinderen in deze klas.’
Meester zei niets. Schudde alleen met zijn hoofd.
‘U krijgt hier problemen mee, meneer,’ zei de man. ‘Grote problemen.’
Eén voor allen en allen voor één
Op dat moment stapte Georg naar voren. ‘Ik ben een Jodenjongen. De enige in deze klas. Laat mij hier maar staan, zodat mijn klasgenoten nu eindelijk eens een keer kunnen gaan zwemmen.’
Het werd plotseling heel stil. Alleen het geschreeuw van de zwemmende kinderen in de verte hoorde je.
‘Zo,’ zei de man, ‘jij durft. Maar jij komt er dus niet in. Lees maar wat er op het bord staat.’ ‘Dat heb ik al lang gelezen, ‘ zei Georg. ‘Ik vind het helemaal niet erg, want ik houd niet van zwemmen.’
‘Nou dan is het opgelost,’ zei de man en keek de meester aan. Meester deed een stap terug en keek naar de kinderen. Zijn kinderen. Maar ze bleven allemaal staan. Niemand die er aan dacht naar binnen te gaan.
‘Nou, jongens en meisjes,’ riep de NSB’er, ‘opschieten. Ga nu maar, want anders is jullie zwemtijd zo voorbij.’
Maar de kinderen zeiden niks. Meester, die zijn klas goed kende, begon te glimlachen. Hij knikte en begreep wat ze wilden. Ze wilden helemaal niet meer zwemmen. Ze wilden gewoon terug naar school. Mijn helden, dacht hij, dit zijn mijn helden.
‘Je wordt bedankt,’ zei hij met een stem vol medelijden tegen de man. ‘Wij allemaal bedanken je.’
Vastbesloten keerden de kinderen zich om. Enkelen legden hun armen om Georgs’ schouders. ‘Kom mee Georg.’
En Klaas, die pas het boek De drie musketiers had gelezen, riep triomfantelijk richting de NSB’er: ‘Eén voor allen en allen voor één.’
Een trotse meester keek lachend naar de man, die direct zijn hoofd afwendde….’
foto: met dank aan www.gedenkstenen-hattem.nl
verhaal: met dank aan Albert ten Cate
Dit artikel maakt deel uit van een reeks van vier over herdenken in de week van 4 mei 2024.