Fractie Borst dient vanavond 15 december een amendement in tijdens de bespreking van het bestemmingsplan ’t Veen, omdat er in de ogen van fractievoorzitter André Borst niet juist door het college is gehandeld inzake het ter inzage leggen van documenten. In het amendement zegt Borst: ‘Het niet verstrekken van op het besluit betrekking hebbende stukken, kan tot gevolg hebben dat de rechter/Afdeling besluit dat de appellant daardoor in zijn belang geschaad is, en kan (in extremis) het besluit vernietigen.’
Hij heeft het Informatiepunt Leefomgeving om advies gevraagd en ook dit orgaan bevestigt dat passende beoordelingen ter inzage gelegd moeten worden. Volgens Borst is dat met de drie passende beoordelingen niet gebeurd. Het tijdig ter inzage leggen van alle noodzakelijke stukken is noodzakelijk om belanghebbenden tijdig inspraak te geven, zodat ze kunnen reageren. Dit stelt ook de Vereniging voor Landschap en Milieu Hattem (VLMH).
Op 11 december heeft de Vereniging de fracties gewaarschuwd. In haar mail verwijt Pauliene Mars, voorzitter van de VLMH, het college dat het de kern van de discussie ontwijkt door zich te verschuilen achter procedurele argumenten. Hoewel het college stelt dat bij een vormvrije m.e.r.-beoordeling artikel 14.4 Wet milieubeheer niet geldt, gaat het volgens de schrijver om een andere wettelijke verplichting: het tijdig ter inzage leggen van alle noodzakelijke stukken.
Tijdig inspraak
Op grond van artikel 3:11 Awb en de Wet natuurbescherming moeten alle documenten die nodig zijn om een ontwerpbestemmingsplan te beoordelen ter inzage liggen. In dit geval kon met de voortoets niet worden uitgesloten dat er significante natuurgevolgen zijn, waardoor een passende beoordeling verplicht was. Die beoordeling beïnvloedt de inhoud en uitvoerbaarheid van het plan en moet daarom beschikbaar zijn tijdens de ontwerpfase, zodat belanghebbenden hierop kunnen reageren. Het gaat niet om de vraag of een beoordeling achteraf juridisch voldoende is, of dat het ‘goed genoeg is’, maar of belanghebbenden tijdig inspraak hebben gehad. Zonder passende beoordeling is het ontwerpbestemmingsplan volgens de schrijver onvolledig, zo stelt Mars in haar mail.
De toon eindigt kritisch en vermoeid, met de constatering dat het college koste wat kost wil doorgaan: ‘Het ontwerpbestemmingsplan was vanaf het moment dat een passende beoordeling verplicht bleek te zijn onvolledig zonder die passende beoordeling. Maar het college wil klaarblijkelijk dolgraag door. Ik vertrouw erop dat u mij niet euvel duidt dat ik ondertussen hier klaar mee ben.’
Drie maanden uitstel
Op zondag 14 december vraagt Borst zijn mede-raadsleden per mail om instemming en om uitstel: ‘We lopen een grote kans, dat het niet voldoen aan deze inzageplicht voor enkele jaren vertraging gaat zorgen. Daarom lijkt het mij verstandig om daarvoor in de plaats voor drie maanden uitstel te kiezen en de passende beoordeling wel eerst ter inzage te leggen alvorens tot besluitvorming over het bestemmingsplan over te gaan.’



