Meer dan honderd boerenbedrijven werken sinds kort mee aan een groot praktijkonderzoek. Samen met de Wageningen Universiteit (WUR) en LTO Noord onderzoeken zij welke maatregelen in de praktijk helpen bij het verminderen van de uitstoot van ammoniak en methaan. Want de uitstoot van die broeikasgassen moet in 2030 al sterk verminderd worden. “Hier kunnen we zien of dat wat in het laboratorium werkt, in de praktijk ook effect heeft.”
Evert Luchtenbelt staat op zijn land bij zijn koeien. Met zijn boerderij in Wapenveld is hij, samen met 115 andere melkveehouders, deelnemer van Netwerk Praktijkbedrijven. “We gaan bij mij op de boerderij kijken welke van de bedachte oplossingen hier werkt, en welke minder effect oplevert dan gedacht.”
Bekijk de video. De tekst gaat eronder verder.
Van tevoren heeft Luchtenbelt allerlei informatie doorgegeven: op welke grondsoort zijn land ligt, hoeveel koeien hij heeft, hoe vaak die buiten lopen en hoeveel melk ze produceren. Bovendien heeft de WUR berekend hoeveel methaan en ammoniak zijn bedrijf uitstoot. “Met al die informatie samen krijg je een goed beeld van het soort boerderij dat ik heb. Boeren die onder vergelijkbare omstandigheden werken, kunnen daardoor straks zien welke maatregelen effect hebben.”
Ander effect bij andere grondsoort
Want de 116 boeren die meedoen, zijn samen representatief voor heel Nederland. “Als je alleen al kijkt naar de ondergrond, dan kan dat een enorm verschil maken”, zegt Cathy van Dijk. Zij is projectleider bij Netwerk Praktijkbedrijven, en leert op dit moment alle boeren kennen. “Evert heeft zijn boerderij bijvoorbeeld op kleigrond, maar er zijn ook boerderijen met zandgrond, veengrond of löss. Een andere grondsoort kan een ander effect creëren, als we bijvoorbeeld met mestmaatregelen aan de slag gaan.”
En dus gaat de WUR met al die gegevens aan de slag. “Ook voor hen is dit een heel interessant project”, weet Van Dijk. “Ze kijken nu namelijk verder dan hun eigen expertise. De hele bedrijfsvoering wordt bekeken, dus experts in allerlei vakgebieden kijken naar verschillende dingen. We kijken naar het voer, naar de bemesting van het land, naar de stal, naar de mest en urine van de koeien, allerlei verschillende dingen onderzoeken we tegelijk.”
De 116 bedrijven zijn onderverdeeld in drie categorieën. Tien melkveehouders zijn zogenaamde ‘onderzoeksbedrijven’, waar samen met de WUR nieuwe maatregelen worden bedacht en onderzocht op haalbaarheid en toepasbaarheid. Als een maatregel die eerste toets doorstaat, nemen dertig ‘demonstratiebedrijven’ de maatregel over, om te zien hoe die werkt op verschillende ondergronden, bij verschillende hoeveelheden koeien en voor andere variabelen.
Niet van bovenaf opgelegd
De boerderij van Luchtenbelt valt in deze categorie. “Het mooie is dat we dit echt vanuit de praktijk bekijken. Dus niet een maatregel die van bovenaf opgelegd wordt, maar dat we samen onderzoeken wat nou echt werkt. Het is belangrijk om minder uit te stoten, en daar willen wij als boeren ook graag aan bijdragen.”
Bij die maatregelen is één ding wel belangrijk, vindt hij. “Aan het eind van de dag moet het natuurlijk financieel wel uituitstootkunnen. Er moet brood op de plank komen, dus bij alles moeten we kijken hoe het rendabel blijft.”
Als de maatregelen aanslaan bij de demonstratiebedrijven, kunnen de 76 overige bedrijven daar ook mee aan de slag. Deze derde categorie valt onder de ‘ambassadeurs’. Waar de onderzoeks- en demonstratiebedrijven intensief begeleid worden door onderzoekers en begeleiders vanuit Netwerk Praktijkbedrijven, zijn de ambassadeurs meer op zichzelf aangewezen. “Zij kijken naar demonstratiebedrijven die vergelijkbaar zijn met hun eigen boerderij, en welke maatregelen voor hen dus zouden werken”, legt Van Dijk uit. “De ambassadeurs verzamelen nog meer data, waardoor we uiteindelijk aan alle melkveehouders in Nederland kunnen laten zien wat er werkt.”
Dertig procent minder uitstoot
Het uiteindelijke doel is niet dat het bij deze 116 bedrijven blijft. “We moeten in 2030 al de uitstoot van stikstof en methaan met 30 procent verminderen”, aldus Van Dijk. “Met dit project kunnen we over twee jaar al wel inschatten of we dat met de eerste maatregelen gaan redden. Dan is het aan de andere boeren om zich hierbij aan te sluiten.”